GIETER HEEREN (Deel 5)
(Gepubliceerd door J.A. Maas in Ons Erfdeel Tijdschrift van de Historische Vereniging Gemeente Gieten, november 2004)

Een spotrijm op een aantal plaatsen in deze omgeving luidt: ‘Drouwener bontrokken, Borgerder strontrokken, Bonner klossen, Eexter ossen, Gieter heren, Gasselter beren, wil aal ‘t laand regeren!’. Het is niet altijd na te gaan hoe een dorp aan zijn bijnaam is gekomen. ‘Gieter heren wil aal ‘t laand regeren!’ moet haast wel slaan op leden van de families Braams en Schummelketel. In de 19e eeuw brachten twee gezinnen in Gieten maar liefst zes burgemeesters en een predikant voort. Een bestuurlijke burgerlijke elite, die samen met adel, officieren en academisch gevormden met de titel ‘Heer’ door het leven ging. In de vorige afleveringen passeerden de twee laatste zonen van Jan Braams, Berend en Teunis, de revue. Berend werd dominee en Teunis was burgemeester en secretaris van Gasselte en later van Anloo. In deze aflevering komt de militair Hendrik Wilhelm Schummelketel aan bod, die later burgemeester in Gieten werd.

DE HEER HENDRIK WILHELM SCHUMMELKETEL

Hendrik Wilhelm Schummelketel kwam in 1810 naar Gieten. Hij was toen vijfenveertig jaar oud en gepensioneerd kapitein. Omdat hij niet onder Franse vlag wilde dienen had hij in 1807 ontslag genomen uit het leger en zich in Bentheim in Duitsland gevestigd. Hij genoot een pensioen van vierhonderd gulden per jaar. Geen vetpot, maar genoeg om een gezin te onderhouden. Hendrik, die op zondag 20 januari 1765 in Beek bij Nijmegen hervormd werd gedoopt, was de tweede zoon van de officier Jan Schummelketel en Johanna Wilhelmina Maria Routert. Net als zijn broers kwam ook Hendrik in het leger terecht. Nog geen twaalf jaar oud werd hij cadet bij het regiment van generaal Dumouriez. Op 2 februari 1781 werd hij , zeventien jaar oud, vaandrig bij het regiment Prins Frederik. Tien jaar later volgde zijn benoeming tot luitenant bij datzelfde regiment. Hendrik deed mee aan het beleg van Maastricht in 1792 en aan de veldtochten in Brabant in de jaren 1793, 1794 en 1795. Daarna verbleef hij enige tijd in Duitsland. In 1799 werd hij aangesteld als adjudant van de hertog van York, de tweede zoon van de Engelse koning George III, bij de expeditie in Noord-Holland van Engelse en Russische troepen, welke onderneming op een fiasco uitliep. Eind 1799 werd Hendrik bevorderd tot kapitein bij het regiment Jagers van de luitenant-kolonel Van Heiden. In 1802 bracht hij weer een periode in Duitsland door. Inmiddels was hij getrouwd met Alida Goverdina van Hoorn en had bij haar twee kinderen, een zoon Hendrik, die Hain werd genoemd, en een dochter Cornelia.

Huwelijk in Gieten

Toen Hendrik Wilhelm Schummelketel in 1810 naar Gieten kwam was zijn echtgenote overleden *) en had hij het voornemen om te hertrouwen met de eenendertigjarige, in Duitsland geboren, Maria Lidia Sophia Riccius, waarmee hij reeds in Bentheim samenwoonde. Zij nam drie kinderen mee, één van vijf, één van vier en een zuigeling. Van de oudsten, Marianne en Lidia, was Hendrik waarschijnlijk niet de biologische vader. Later toen er nog zes kinderen waren geboren placht de oude ijzervreter lachend te zeggen, wijzend op zijn kinderschare: "Ze zijn niet allemaal van mij hoor".* Dominee Heres zegende op 6 december 1810 het huwelijk in van Hendrik Schummelketel en Maria Riccius. Het was een dubbele plechtigheid in de Nederlands Hervormde kerk in Gieten want gelijkertijd werd hun pasgeboren dochter Sophia door de predikant gedoopt.

*) uit vervolgonderzoek bleek, dat hij toen al was gescheiden van zijn eerste vrouw, die later hertrouwde, N.

Ook boerenbedrijf

Net als ieder andere voerde ook de oud-kapitein een klein boerenbedrijf. Hij had één melkkoe, één jong beest, één varken en zes hoenders. Ook bezat hij in Gieten een mudde land. Hij ging wonen in een huis dat stond op de hoek Brink met Oude Groningerweg, vlak bij Spekstoep. In Gieten kregen Hendrik en Maria nog zes kinderen: Wilhelm Gerhard in 1811, Jan in 1813, Kristina in 1815, Abraham in 1817, Willem Rein in 1821 en tenslotte Willem Jaques in 1823.

Weer in het leger

Maar zover was het nog niet toen hij eind november 1812 een aanstelling kreeg als griffier en secretaris van de gemeenten Gieten, Gasselte en Anloo. Deze aanstelling hield verband met het feit dat de oud-kapitein de Franse taal beheerste. Doch lang bleef hij dit vertaalwerk niet doen. Want zo gauw de Kozakken eind 1813 de Fransen uit de noordelijke provincies hadden verdreven en Willem I was uitgeroepen tot soeverein vorst over de Nederlanden trok Hendrik zijn militaire uniform weer aan. Hij werd op 22 januari 1814 aangesteld als majoor bij het eerste Bataillon Jagers en streed tegen de legers van Napoleon. In november van dat jaar volgde overplaatsing naar het 5e Bataillon Jagers. Op 17 november 1815 werd hij benoemd bij de Militieraad van de provincie Namen in Zuid-Nederland. In verband met zijn militaire activiteiten was hij niet vaak bij zijn gezin in Gieten. Daarin kwam verandering toen hij op 8 maart 1816 met pensioen ging. Bij zijn afscheid uit de dienst -hij was toen eenenvijftig jaar- kreeg Hendrik de rang van luitenant-kolonel en genoot een pensioen van duizend gulden per jaar.

Burgemeester en gemeentesecretaris te Gieten

Niets meer om handen hebbende werd de oud-officier actief in het bestuur van de Nederlands Hervormde Kerk in Gieten. Uiteindelijk werd hij president kerkvoogd en maakte als zodanig de problemen mee met het zoekraken van de nationale schuldbrieven ter waarde van f 2700,= , die eigendom waren van de kerk, bij de afgetreden kerkvoogd-administrateur Jan Braams. Deze slepende kwestie vergde veel bestuurskunde en geduld van de heer Schummelketel. Door deze kerkelijke bestuurlijke activiteiten was hij opgevallen bij de gouverneur van Drenthe, Mr. P. Hofstede, die tevens voorzitter was van het provinciaal ‘Kolegie van Toezigt op de Administratie der Kerkelijke Fondsen’. Bij een reorganisatie van het binnenlandse bestuur in 1825, zette gouverneur Hofstede de heer Hendrik Wilhelm Schummelketel op de eerste plaats op de voordracht om burgemeester en secretaris te worden van de gemeente Gieten. Opmerkelijk want de oud luitenant-kolonel was reeds zestig jaar oud. Maar volgens eigen zeggen had de gouverneur niet veel keus: Jan Braams kwam om diverse reden niet meer voor herbenoeming in aanmerking en niemand uit Gieten, behalve de heer Schummelketel, scheen recommandabel. De heer Hofstede ging zelfs zo ver te stellen dat indien de koning de heer Schummelketel niet zou benoemen de gouverneur wellicht alsdan tot buitengewone maatregelen en dispensatie toevlucht zou moeten nemen. Maar zover kwam het niet want Hendrik Wilhelm Schummelketel werd op 12 augustus 1825 door de koning tot burgemeester en secretaris van Gieten benoemd. Mr. P. Hofstede nam hem op 25 augustus 1825 de eed af samen met al zijn andere Drentse collega’s, die gelijktijdig in het provinciehuis werden beëdigd.

Ook een nieuwe gemeenteraad

De heer Schummelketel had weinig kaas gegeten van de gemeenteadministratie en hij vroeg de gouverneur of zijn zoon Hain, die burgemeester was in Anloo, hem mocht helpen om orde te scheppen in de stukken die hij van zijn voorganger Jan Braams had overgenomen. Dat mocht en de ervaren Hain Schummelketel ordende het archief vanaf 1820 en voerde de nodige registers in om een verantwoorde vastlegging van besluiten en inkomende en uitgaande stukken mogelijk te maken. Zijn vader, geen groot administrateur, deed zijn best de gemeentelijke zaak draaiende te houden en verlangde informatie op tijd bij het provinciebestuur in te leveren De Raad van Gieten bestond in de tijd uit de heren Jan Seubring, Harm Willems Meinders, Hendrik Hoogenesch, Hendrik Reinders, Willem Zegering en Otto Buiting. Seubring en Hoogenesch traden op als assessor (huidige wethouder). Raadsleden en assessoren werden niet gekozen, maar door het provinciebestuur benoemd en het belangrijkste criterium was hoeveel belasting ze betaalden. Tot augustus 1825 waren er maar vier raadsleden geweest. Er werd niet vaak vergaderd en de zaterdag was de dag dat men bij elkaar kwam in Gieten in een speciaal gehuurd lokaal bij Braams. De burgemeester zat de vergaderingen voor en maakte de verslagen. Verder zorgde hij voor de handhaving van de openbare orde. Daartoe stuurde hij de veldwachter aan, maakte zonodig processen-verbaal en legde boeten op. Hij kon zelfs voor enkele dagen gevangenisstraf opleggen, waartoe in de kelder van logement Braams een cachot was ingericht. Ook nam de magistraat de nodige maatregelen wanneer een dolle hond in de gemeente of nabuurgemeenten was gesignaleerd. Een beet van een dolle hond had vaak de dood ten gevolge. De burgemeester voerde zelf de gehele gemeentelijke administratie want een klerk was er niet. Er ging niet veel geld om. In 1825 waren de gemeentelijke ontvangsten ƒ 1160,= per jaar en de uitgaven ƒ 1083,=. De gemeentelijke taken waren gering en het onderhoud aan wegen en dergelijke werd door de bewoners gezamenlijk gedaan als ‘boerwerken’, een vorm van belastingbetaling in natura.

Strijd om de macht

Het besturen op zich stelde ook niet veel voor omdat de boermarken van Bonnen en Gieten nog steeds veel macht hadden en weinig bereid waren deze macht met het gemeentbestuur te delen. De benoeming van een ‘vreemde’ tot burgemeester had ook kwaad bloed gezet. De eigenerfden waren daar helemaal niet blij mee. Het was dan ook niet verwonderlijk dat er een vervelend incident plaatsvond tijdens werkzaamheden die de burgemeester in het kader van de zogenaamde boerwerken op 15 november 1827 had uitgeschreven. Jan Willems Ottens, logementhouder en bakker, en zijn oom Jan Braams, de oud-schulte, hadden zich onttrokken aan de werkzaamheden en verzamelden de stenen die bloot waren komen te liggen bij het herstel van de wegen om die te verkopen. Burgemeester Schummelketel zei daar wat van. Jan Willems Ottens, die ook gemeente-ontvanger was, ontstak in grote woede en schold de burgemeester uit voor alles en nog wat. De heer Schummelketel wees Ottens erop dat hij als burgemeester het openbaar gezag vertegenwoordigde en dat zijn aanwijzingen dienden te worden opgevolgd. Ottens had daar ‘schijt’ aan en maakt met woord en gebaar duidelijk dat Schummelketel niet een van hun was en vooral dat de welstand van de burgemeester gering was ten opzichte van de eigenerfden in Gieten. Dat kwam Jan Willems Ottens duur te staan. De burgemeester sleepte hem wegens belediging voor het gerecht en Ottens werd veroordeeld tot een maand gevangenisstraf terwijl hij tevens uit zijn functie van gemeente-ontvanger werd ontslagen. Het ging hard tegen hard in Gieten. De nieuwe tijd werd niet door iedereen verstaan. Opnieuw kreeg een buitenstaander een belangrijke functie in het dorp, Jan Lamberts uit Coevorden werd de nieuwe gemeente-ontvanger.

Problemen in huiselijke kring

Zeer tegen de zin van de burgemeester en zijn vrouw ging hun dochter Marianne samenwonen met de arbeider Hindrik Kort in Borger. Ze kreeg twee kinderen bij Kort en wilde in 1829 gaan trouwen. Marianne was het ‘voorkind’ dat op vijfjarige leeftijd met haar moeder uit Bentheim was meegekomen naar Gieten. Er waren geen administratieve sporen van haar geboorte of doop terug te vinden in Bentheim. Om haar bestaan te rechtvaardigen moest er een ‘akte van bekendheid’ gemaakt worden. Jacob Hendriks, arbeider te Bonnen, 46 jaar; Jantien Harms, arbeidster te Gieten, 54 jaar; Albert Barelds, arbeider te Bonnen, 36 jaar; Harm Bruins, wever te Bonnen, 34 jaar; Jan Speelman, timmerman te Gieten, 32 jaar, Geert Doris, arbeider te Bonnen, 28 jaar en Altien Jacobs, arbeidster te Bonnen, 26 jaar, verklaarden dat Marianne zei wie ze was, de dochter van Hendrik Wilhelm Schummelketel en van Maria Lidia Sophia Riccius, dat ze geboren was in Bentheim in 1805 en ongeveer vierentwintig jaar oud was. Maar nog kon Marianne niet trouwen omdat haar ouders de toestemming tot het huwelijk hardnekkig weigerden. Uiteindelijk gaf de rechtbank deze toestemming en huwden Marianne en Hindrik Kort op 14 oktober 1830.

De bouw van een molen

Het gemeentebestuur ondersteunde in 1832 van harte het initiatief van Bernier Lucas Homan uit Emmen om een koren-, pel- en oliemolen op te richten. Burgemeester Schummelketel schreef aan het provinciebestuur: ‘Deze gemeente in geen bloeyende staat verkeert, en het dus van belang voor dezelve is, alle middelen aan te wenden wat ter bevordering van meer vertier kan verstrekken’. Aanvankelijk was de molen te Bonnen gepland maar de heer Homan wijzigde zijn plan en de molen kwam ten westen van de Brink te staan achter de boerderij, die Bernier Lucas Homan inmiddels bewoonde. Het was eind 1833 voor de molen werd gerealiseerd.

Burgemeester gaat het rustig aan doen

Met het stijgen der jaren begon het burgemeesterschap zwaarder te wegen voor de heer Schummelketel. Hij was dan ook heel blij toen in 1834 de bekwame Henderikus Braams, de oudste zoon van de oud-schulte, werd benoemd tot raadslid. Al snel liet de bestuurder, die bijna zeventig jaar was, de administratieve taken en het secretariaat volledig aan Rieks Braams over. Hij betaalde de jonge Braams uit zijn burgemeesterswedde die toen ongeveer 250 gulden per jaar bedroeg. Deze situatie bestendigde zich. Zes jaar later, in 1840, schreef de gouverneur over burgemeester Schummelketel: ‘Oud militair, reeds van gevorderde jaren. Niet zeer bekwaam in het administratieve en zich weinig afgevende met zijne betrekking, die echter zeer goed wordt waargenomen, door dien de heer H. Braams, burgemeester van Odoorn, doch te Gieten wonende, als particulier secretaris van den burgemeester de zaken meestal behandelt’. Burgemeester Schummelketel bleef zijn -zij het geringe- taak tot op hoge leeftijd uitoefenen. Zelfs toen hij al ziek was sierde zijn markante handtekening nog steeds de gemeentelijke stukken. Maar zijn krachten namen af. ‘Hedenavond te zeven uur overleed, na eene langdurige ziekte, zacht en kalm, de Heer Hendrik Wilhelm Schummelketel, gepensioneerd luitenant-kolonel en Burgemeester der gemeente Gieten, in de gezegende ouderdom van 84 jaren, diep betreurd door mij en zijne kinderen en kleinkinderen. Gieten 18 april 1849, M.L.S. Riccius, wed. H.W. Schummelketel’. Ruim vierentwintig jaar was de oud-officier burgemeester en secretaris in Gieten geweest. Wie had gedacht bij zijn aantreden dat hij de gemeente zo lang zou dienen.

Van zijn negen kinderen uit zijn tweede huwelijk had het in 1805 geboren ‘voorkind’ Marianne reeds negen kinderen bij de arbeider Hindrik Kort. Het in 1906 geboren ‘voorkind’ Lidia was met de arbeider Geert Jan Frikken uit Wildervank getrouwd. De op de huwelijksdag van haar ouders in 1810 gedoopte Sophia was nog ongehuwd; zes jaar later gaf zij haar ja-woord aan de Limburger Karel Essers, die gemeenteontvanger in Gieten zou worden. De in 1811 geboren Wilhelm Gerhard was nog steeds vrijgezel, hij woonde bij zijn ouders en was deurwaarder der directe belastingen in Gasselte; Wilhelm zou ongehuwd blijven. De in 1813 geboren Jan was ook nog vrijgezel en diende als officier in het Nederlandsch Indisch Leger; na zijn terugkomst uit Indië huwde hij zijn nicht en werd burgemeester in Gieten. Kristina, geboren in 1815, was getrouwd met de commies Willem Frederik Bergmann, een broer van de vrouw van Rieks Braams, woonde in Vries en had vijf kinderen. Van Abraham, die in 1817 het levenslicht zag, was in 1849 de verblijfplaats niet bekend. De in 1821 geboren Willem Hein was genees- en heelmeester te Gorsel in Gelderland en de in 1823 geboren Willem Jacques was scheepskapitein van beroep; ook zijn verblijfplaats was niet bekend op het moment van overlijden van zijn vader. Maria Lidia Sophia Riccius, de weduwe van de oud-burgemeester, overleed vier jaar na haar man op 3 februari 1853. Zij werd bijna 74 jaar oud. Van de twee kinderen uit het eerste huwelijk van Hendrik Wilhelm Schummelketel met Alida Goverdina van Hoorn, is van Cornelia niets terug te vinden in de Drentse archieven. Over het andere kind Hendrik, die Hain werd genoemd, gaat de volgende aflevering van Gieter Heeren. Hij kwam een jaar eerder dan zijn vader naar Gieten en werd al op heel jonge leeftijd maire van Anloo, later werd deze functie scholtes, schout en burgemeester genoemd. In 1826 koos Hain Schummelketel voor een carrière bij de rijksbelastingen. Hain overleed twee jaar eerder dan zijn vader.

Noot

*mondelinge overlevering binnen de familie Braams-Ottens

Geraadpleegde literatuur

H.J. Versfelt en H. Wilms. De Hazewind. De molen van Gieten.

H.J. Versfelt. Bevolking gemeente Gieten

W. Houtman. De positie van de eerste burgemeesters en secretarissen. Waardeel 1993 blz. 207

J. Kroezenga. Historie van de N.H.-kerk van Gieten. Weekblad ‘De Schakel’ 2 april 1975

J.A. Bornewasser e.a. redactie. Winkler Prins. Geschiedenis der Nederlanden. Deel III blz. 32 e.v.

Geraadpleegde bronnen

Drents Archief te Assen:

Oude Staten Archieven toegangsnr. 0001 inventarisnr. 1663044 19 augustus 1813 nr. 9, inventarisnr. 110 Etstoel 2e Slachtmaand 1810;

Archief Schultegerechten toegangsnr. 0102 inventarisnr. 282 12e slachtmaand 1810 folionr. 311 t/m 313 ;

Archief Gouverneur toegangsnr. 0040 12 augustus 1825 nr. 127, 20 augustus 1825 nr. 2;

Archief kabinet gouverneur toegangsnr. 0048 inventarisnr. 27;

Archief Rechtbank Eerste Aanleg toegangsnr. 0103 inventarisnr. 28031 28 november 1827 nr. 651;

Archief Nederlands Hervormde gemeente Gieten toegangsnr. 0357 inventarisnr 10 en 88.

Gemeente Archief Gieten:

Uitgaande stukken 22 augustus 1825 nr. 1 en 5 juli 1833 nr. 235, rekeningen inventarisnrs. D3 tot en met D9.

Nationaal Archief ’s-Gravenhage:

Archief Ministerie Binnenandse Zaken toegangsnr. 2.04.01 inventarisnr. 986 20 juni 1825 nr. 30/A; inventarisnr. 999 12 augustus 1825 nr. 19; toegangsnr. 2.13.06 inventarisnrs. 23-1, 25-20 en 378-17.